| |||||||||||||
Dit artikel wil hiervoor een lans breken, in de hoop dat ze weer populair worden Als we aan Rhododendron denken, zien we vrijwel altijd paarse, witte, roze of rode bloemen voor ons. Blauw en violet zijn kleuren die minder voorkomen in rododendron. Maar geel? Dat is echt het 'zwarte schaap' in dit grote geslacht. Er bestaat een behoorlijke hoeveelheid geelbloeiende rododendrons, maar slechts enkele hiervan worden op redelijke schaal gekweekt. Dit artikel wil dus een lans breken voor de geelbloeiende rododendron, in de hoop dat de planten weer populair worden.
Geen azaleaZowel de planten die we in de volksmond 'azalea' als die welke we 'rododendron' noemen, behoren tot het geslacht Rhododendron. Linnaeus scheidde Azalea van Rhododendron vanwege het feit dat de bloemen van Azalea vijf meeldraden hebben en die van Rhododendron tien of meer. Maar met de ontdekking van nieuwe soorten werd deze scheiding op basis van het aantal meeldraden onhoudbaar. Sinds 1836 is het dus één geslacht: Rhododendron. Maar in de praktijk is er nog steeds een scheiding tussen Azalea en Rhododendron. Zo ook in dit artikel. Er zijn verschillende geelbloeiende (bladverliezende) azalea's, maar dit artikel beperkt zich tot de 'klassieke' rododendrons. Alle beschreven soorten en cultivars zijn wintergroen.Taxonomisch is het geslacht in twee groepen in te delen: de geschubde (lepidote) en ongeschubde (elepidote) rododendrons. Geschubde rododendrons hebben kleine schubben op de onderzijde van de bladeren en vaak ook aan de bovenzijde en op de bloemstelen. De ongeschubde rododendrons hebben die dus niet. De bekende grootbloemige soorten en cultivars, zoals R. ponticum, R. 'Cunningham's White' en R. 'Nova Zembla', behoren tot de ongeschubde rododendrons. De geschubde soorten en cultivars hebben over het algemeen kleinere bladeren en kleinere bloemen. Tot deze groep behoren planten als R. hippophaeoides, R. 'Scintillation' en R. 'Micohirs3' (BLOOMBUX).
Ongeschubde wilde soortenEr worden ruim 1.000 natuurlijke soorten Rhododendron onderscheiden. Veruit de meeste hiervan komen voor in Oost-Azië en de Himalaya, maar ook elders in Azië, Europa, Noord-Amerika en Australië komen rododendrons voor. Afgezien van de groepen Japanse azalea en bladverliezende azalea is een deel van de soorten niet winterhard en voor ons dus niet van belang. Maar dan nog blijft er een behoorlijk aantal soorten over, waarvan een deel geel bloeit. Uit de ongeschubde geelbloeiende soorten Rhododendron caucasicum, R. campylocarpum en R. wardii zijn de meeste cultivars en hybriden ontstaan. R. wardii is genoemd naar de Engelse planthunter Frank Kingdon-Ward (1885-1958), die veel planten vanuit Zuidoost-China en de Himalaya in het westen introduceerde. Deze soort komt voor in Tibet en de aangrenzende Chinese provincie Yunnan. Het is een forse struik, die gemakkelijk enkele meters hoog en breed kan worden. De bladeren zijn breed ovaal en iets glanzend middengroen. De bloemen zijn citroengeel tot diepgeel, vaak met een kleine rode vlek in het hart. Deze vlek wordt 'macule' genoemd, een term die veel gebruikt wordt als het om bloemen van rododendrons gaat. R. campylocarpum blijft iets lager dan R. wardii en heeft een iets westelijker verspreidingsgebied in de Himalaya. De bloemen zijn bleekgeel tot heldergeel.Zoals de naam al verraadt, komt R. caucasicum van nature voor in de Kaukasus. Het is een dichte, lage en brede plant die ongeveer 1 m hoog wordt. De bloemen, die crèmekleurig en bleekgeel zijn, openen in april en mei. R. caucasicum is veel gebruikt in kruisingsprogramma's, vaak niet met het doel om geelbloeiende cultivars te ontwikkelen, maar vanwege de groeiwijze en de uitstekende winterhardheid. De cultivar 'Luteum' bloeit met gelere bloemen. Natuurlijk zijn er diverse andere geelbloeiende soorten in deze groep, maar die zijn onvoldoende winterhard in Nederland en België of ze worden niet gekweekt.
Wardii GroupIn het sortiment geelbloeiende Rhododendron behoren de hybriden van R. wardii tot de belangrijkste. Ze zijn verenigd in de Wardii Group. De bekendste is waarschijnlijk 'Hotei'. Deze compacte plant heeft mooi donkergroen blad en diepgele bloemen. Het was één van de eerste geelbloeiende hybriden die (destijds) op redelijke schaal werd gekweekt. Helaas is 'Hotei' behoorlijk gevoelig voor fytoftora, dus een goed gedraineerde bodem is essentieel.Een andere vrij bekende cultivar in deze groep is 'Trompenburg'. Het is een duidelijk forsere struik dan 'Hotei, die gemakkelijk 1,5 m hoog en breder wordt. De bloemen hebben het typische kleine rode vlekje in het hart dat vaak bij R. wardii te zien is. 'Goldkrone' en 'Nancy Evans' zijn twee cultivars die ook af en toe worden gekweekt. Beide zijn wat compacter groeiende cultivars die ongeveer 1,5 m hoog en breed worden. 'Goldkrone' heeft donkergroene bladeren en heldergele bloemen, die over een behoorlijk lange periode vanaf eind april tot eind mei openen. 'Nancy Evans' is wat kleuriger. De jonge bladeren zijn bronskleurig en kleuren vervolgens glanzend donkergroen. De bloemknoppen zijn ook brons-oranje en de bloemen bleekgeel met een wat amberkleurige gloed. Achter iedere bloem zit een oranjegele krans van iets uitgegroeide kelkblaadjes. Hoewel de Duitse cultivar 'Volker' tot de Wardii Group wordt gerekend, had deze net zo goed tot de Yakushimanum Group kunnen behoren. De plant is namelijk ontstaan uit een kruising tussen Rhododendron wardii en R. 'Koichiro Wada', die in de Yakushimanum Group wordt geplaatst. De plant bloeit met lichtgele bloemen, die de voor R. wardii kenmerkende rode vlek in het hart hebben. Het - vooral aan de onderzijde - behaarde blad verraadt de invloed van R. yakushimanum.
Yakushimanum GroupEen groep die nog niet genoemd is, is Yakushimanum Group. Deze groep rododendrons is erg populair, mede vanwege de dichte, lage groeiwijze en de mooie, zacht behaarde jonge bladeren. De meeste cultivars bloeien roze tot wit, maar dankzij veredeling op het voormalige Boskoopse Proefstation zijn er twee geelbloeiende. Beide cultivars, 'Centennial Gold' en 'Millennium Gold', zijn ontstaan uit kruisingen tussen Rhododendron 'Goldkrone' en R. yakushimanum. Beide hebben de voor R. yakushimanum kenmerkende lage, brede groeiwijze en zacht oranjebruin behaarde jonge bladeren. De bloemen van 'Centennial Gold', die rond half mei openen, zijn lichtgeel met een paarsrode macule. De bloemknoppen zijn rozegeel.'Millennium Gold', die als beste van de twee wordt beschouwd, bloeit begin juni. Ook bij deze cultivar zijn de bloemen lichtgeel met een paarsrode macule. De bloemknoppen zijn minder roze getint.
Overige ongeschubde hybridenDe belangrijkste hybriden van R. campylocarpum zijn 'Elsie Straver' en 'Odee Wright'. Beide cultivars ontstonden in de jaren zestig van de vorige eeuw. 'Elsie Straver' is een Nederlandse cultivar die ontstond als zaailing van R. campylocarpum na vrije bestuiving. De plant werd in 1969 geregistreerd door M. Koster & Zonen, maar werd al voor 1966 geselecteerd. De plant wordt ongeveer 2 m hoog en breed. De bloemknoppen zijn opvallend rozerood gekleurd, maar de geopende bloemen zijn lichtgeel met een iets rozegeel getint hart. Ondanks de prachtige bloei is het blad vaak wat geelgroen en oogt het niet altijd even gezond. 'Odee Wright', inmiddels ook een zeldzaamheid in cultuur, is een dichte struik met opvallend lichtgroen jong blad. De bloemen zijn geel, maar doordat ze geelbruine tinten en roodachtige nerven en macule hebben, tonen ze dieper geel van kleur. De bloemen openen begin mei.Hoewel 'Viscy' volgens de classificatie in de Viscidiflorum Group wordt geplaatst, is er, via de moederplant 'Diane', ook invloed van R. campylocarpum in deze mooie cultivar aanwezig. Het is een forse plant, die ruim 2 m hoog en iets breder wordt. De donkergroene bladeren zijn iets bol en geven de plant een gezonde uitstraling. De bloemknoppen zijn rozerood getint; de vrij grote bloemen zijn licht bruingeel met een duidelijke macule van donker oranjebruine stippen. Een cultivar waarvan de bloemkleur lastig te omschrijven is, is 'Bernstein'. Dit is een heel ander type plant met een duidelijk meer opgaande groeiwijze, tot zo'n 3 m, en smaller, dofgroen blad. De plant bloeit rijk, met bloemen die crèmekleurig beige zijn, maar toch nog wel als geel geclassificeerd kunnen worden. De zeer opvallende macule is ook donker oranjebruin op een gele ondergrond. Het hart van de bloem is groengeel. Een laatste vermeldenswaardige cultivar is 'Saffrano'. Deze dichte struik wordt zo'n 1,5 m hoog. De bloemen zijn vrij klein, maar kleurrijk. Begin mei openen, vanuit rode bloemknoppen, lichtgele bloemen die onregelmatig rood gevlekt zijn. De kelk (de achterste krans van bloemblaadjes) is opvallend rood van kleur. Het ovale groene blad met rode bladstelen vormt een mooie achtergrond voor de bloemen.
Geschubde wilde soortenWaarschijnlijk de meest gekweekte en ook opvallendste soort in deze groep is R. lutescens. Deze dichtvertakte struik, die ruim 2 m hoog wordt, heeft opvallend smalle bladeren, die eigenlijk helemaal niet aan een rododendron doen denken. De jonge bladeren zijn bronskleurig tot purperbruin en kleuren later in de zomer donkergroen. In maart en april openen de zachtgele bloemen in compacte bundels. Door de vroege bloeitijd zijn de bloemen gevoelig voor beschadiging door nachtvorst.Een lage soort met klein blad en - voor een rododendron - kleine bloemen is R. keiskei. De groeiwijze is breed spreidend-opgaand, wat de plant geschikt maakt voor toepassing in kleinere tuinen. De dof donkergroene bladeren vormen een mooie achtergrond voor de licht citroengele bloemen, die vanaf eind maart tot begin mei openen. Er zijn verschillende cultivars, die waarschijnlijk net zo moeilijk verkrijgbaar zijn. 'Cordifolium' heeft iets rondere bladeren en heeft net als 'Procumbens' een lagere en bredere groeiwijze. De planten worden zelden hoger dan 50 cm. 'Golden Wonder' heeft een bolvormige groeiwijze, zoals de soort, maar bloeit rijk met donkerder gele bloemen. Een vierde cultivar, 'Gunther', groeit zeer compact en bloeit met witgele bloemen. Een echte liefhebbersplant, maar te mooi om niet te noemen, is R. lepidostylum. Deze lage en brede plant, gewoonlijk tot zo'n 50 cm hoog, heeft de meest blauwe bladeren van alle rododendrons. Daarbij zijn de bladeren opvallend behaard langs de bladranden. De plant bloeit niet rijk en de bloemen, die in mei en juni openen, zijn bleekgeel. En ook in deze groep zijn er uiteraard meer geelbloeiende soorten die, net zoals in de groep ongeschubde rododendrons, onvoldoende winterhard zijn in Nederland en België of niet gekweekt worden.
Keiskei GroupHierboven zijn al enkele cultivars van R. keiskei beschreven, maar er is ook een groep hybriden afgeleid van deze soort: de Keiskei Group. In de praktijk zijn drie cultivars uit deze groep van belang: 'Patty Bee', 'Princess Anne' en 'Shamrock'. De laatstgenoemde, 'Shamrock', is waarschijnlijk de bekendste. Het is een breed spreidend tot bijna kruipende plant met een dichte vertakking en iets glanzende, donkergroene bladeren. De bloemen, die overdadig verschijnen, zijn licht groengeel. Geen sprankelende kleur, maar wel een rustige, gemakkelijk te verwerken kleur. 'Shamrock' is een sterke, gezonde cultivar. 'Princess Anne' ontstond uit dezelfde kruisingsouders als 'Shamrock' en heeft dan ook min of meer dezelfde kenmerken. De bladeren van 'Princess Anne' zijn dof donkergroen en de groengele tot lichtgele bloemen hebben kleine donkerdere vlekjes.Net als de uitstekende 'Shamrock' werd ook 'Patty Bee' rond 1978 geïntroduceerd. De bladeren kleuren typisch bronskleurig in de winter. De lichtgele bloemen hebben opvallende gegolfde randjes aan de bloembladeren, wat een sierlijk uiterlijk geeft. GebruikswaardeEr is een duidelijk verschil in gebruikswaarde tussen de grotere hybriden en de lage, soms bijna kruipend groeiende hybriden. De meeste natuurlijke soorten zijn eigenlijk alleen van belang voor verzamelaars. Voor meer sierwaarde en een betere gebruikswaarde moet er naar de cultivars worden gekeken. De grotere hybriden zijn geschikt voor toepassing in bredere groenschermen en bosranden, grote gemengde borders of als solitair. De kleinere hybriden zijn vooral geschikt voor kleinschaligere toepassing, zoals in (kleinere) privétuinen en rotstuinen.Zoals alle rododendrons houden ook de geelbloeiende soorten en cultivars van een voedzame, vochtige maar goed doorlatende, licht zure tot zure bodem. Als de planten in neutrale of kalkrijke grond staan, zal chlorose en verminderde groei en bloei optreden. Mits de bodem voldoende vochtig is, kunnen ze in de volle zon staan; anders is een plekje in gefilterd zonlicht of halfschaduw het beste. Zoals al aangegeven, is fytoftora de belangrijkste ziekte die de planten kan treffen. Om deze reden is een goed doorlatende bodem belangrijk. Als de wortels te nat blijven, zullen stukjes (haar)wortel afsterven, wat een invalspoort voor fytoftora zal vormen. Ook stress, bijvoorbeeld door een slechte voedingstoestand van de bodem, en een te hoge pH vergroten de kans op aantastingen. ConclusieHelaas zijn geelbloeiende rododendrons niet de populairste groep van het geslacht. In verhouding tot andere cultivars worden ze dan ook maar mondjesmaat gekweekt. Toegegeven, ze zijn niet allemaal even sterk, maar in de juiste omstandigheden kunnen ze een mooie aanvulling zijn in tuinen en parken. Kortom: plant eens een geelbloeiende Rhododendron!
Tip de redactie |
|